CARPALE TUNNELSYNDROOM 

We spreken over het carpale tunnelsyndroom als er in de pols een zenuw in de knel is geraakt.
Dit noemen we compressie.
Deze zenuw loopt aan de voorzijde van de pols door een tunnel. De naam van de zenuw is de nervus medianus.
Carpale tunnelsyndroom

De klachten
De eerste verschijnselen bestaan doorgaans uit nachtelijke tintelingen en wel in die vingers die door de n.medianus worden verzorgd (duim, wijsvinger, middelvinger en ringvinger).

dupuytren_clip_image004

Vaak worden patiënten wakker met tintelingen en pijn.
Met de hand “wapperen” kan dan verlichting brengen. Na het opstaan bemerkt de patiënt vaak onhandigheid die geleidelijk verdwijnt.
Verder kunnen er pijn en een veranderd gevoel in de aangedane hand zijn of zelfs in de onderarm. De verschijnselen kunnen in beide handen voorkomen, maar meestal  treedt het op in de voorkeurs hand.

In een later stadium kunnen de tintelingen ook overdag gaan optreden, vooral na bepaalde werkzaamheden met de handen zoals fietsen, telefoneren of een boek lezen. Neemt de beknelling toe dan kan er gevoelsuitval optreden (doof gevoel in de vingertoppen) en kan er krachtsverlies ontstaan van met name de duim.
Door de toename van de beknelling kan de zenuw uiteindelijk beschadigd geraken. 

De oorzaak
De beknelling kan verschillende oorzaken hebben en soms is de oorzaak niet geheel duidelijk.
Het carpale tunnelsyndroom komt vaker voor bij vrouwen en heeft een piek tussen de 40 en 60 jaar.
Als mogelijke risicofactoren worden genoemd; overgewicht, zwangerschap, diabetes mellitus (suikerziekte), reumatoïde artritis, hyperthyreoïdie (aandoening van de schildklier) en trauma’s rondom het polsgebied.
Daarnaast zijn er arbeidsgerelateerde risicofactoren, zoals ongunstige werkhouding, repeterende krachtsuitoefeningen en een combinatie van de bovengenoemde factoren.
Uiteindelijk ontstaat er zwelling rondom de pezen en de zenuw zelf.
De bloedvoorziening  naar de zenuw raakt hierdoor verminderd en de zenuw geeft signalen als tintelingen en pijn. De druk kan zo hoog oplopen dat er geen goede prikkel meer doorgegeven kan worden aan de spieren van de duim en het gevoel in de duim en vingers verminderd.

Het onderzoek
De typische verschijnselen zoals bijvoorbeeld het wakker worden van nachtelijke tintelingen en de verdere verschijnselen zoals beschreven in het  onderdeel klachten, kunnen symptomen zijn die passen bij de diagnose carpale tunnelsyndroom.
Ter verdere bevestiging van de aandoening kan er een Semmes Weinstein esthesiometing en een EMG onderzoek uitgevoerd worden.
De Semmes Weinstein esthesiometing wordt uitgevoerd door de handtherapeut en het EMG door de neuroloog.

De behandeling.
De behandeling kan bestaan uit een conservatieve aanpak (zonder chirurgie) en een operatieve ingreep.

Conservatief
Bij de oorzaak gemelde risico’s als repeterende bewegingen, ongunstige houdingen en krachtsuitoefening behandeling vragen om begeleiding en/of advies in meer taakwisseling en taakroulatie en persoonlijke ergonomische training. De behandeling bestaat dan uit het geven van instructie in het gebruik van pols en hand.
De bedrijfarts heeft hierbij een belangrijke rol. Soms is overleg nodig tussen de handtherapeut en bedrijfarts.

Om de nachtelijke tintelingen te verminderen kan er een brace worden aangemeten, welke de pols recht houdt gedurende de nacht en zo eventuele beknelling kan verminderen en/of voorkomen.
Soms wordt er ook wel een injectie gegeven in de carpale tunnel.

Met name bij beginnende verschijnselen die duiden op het carpale tunnelsyndroom kan een behandeling zonder chirurgie het probleem oplossen.
Bij zwangere vrouwen heeft ook de  behandeling zonder chirurgie de voorkeur, tenzij de ernst van de klachten tot ingrijpen leidt.
Bij patiënten met een hyperthyreoïdie en reumatoïde artritis is het zinvol om eerst de aandoening zelf te behandelen.

Operatief
Er zijn duidelijke redenen om te beslissen tot een operatieve ingreep.
De verschijnselen als pijn en tintelingen zijn zowel ’s nachts als overdag aanwezig, ondanks het dragen van een brace. Ook het verlies van kracht en gevoel in de vingers en het verlies van fijne motorische vaardigheden kan een reden zijn tot opereren.
Tijdens de operatie wordt de tunnel waarin de zenuw door de pols loopt vrijgelegd en gekliefd. Hiermee wordt de beknelling opgeheven.

Voor de operatie
Voor de operatie wordt uw arm plaatselijk of regionaal verdoofd (de gehele arm).
De plaatselijke verdoving vindt plaats door middel van een prik aan de binnen zijde van de overgang tussen pols en handpalm. Deze prik kan kortdurend pijnlijk zijn. Daarnaast krijgt u een band om de boven arm welke wordt opgepompt, zodat het bloed uit uw onderarm wordt weggeduwd.
Bij een regionale verdoving wordt de gehele arm verdoofd. U krijgt eerst een band om de bovenarm waardoor het bloed uit uw onderarm wordt weggeduwd en vervolgens wordt door de anesthesioloog een verdovingsvloeistof in een bloedvat van de arm gespoten.
Ook kan er algehele narcose plaatsvinden.

De operatie
Als de verdoving werkt, maakt de chirurg een snede aan de onderzijde van de hand, tussen de duim- en pinkmuis. De chirurg zal proberen de snede zoveel mogelijk buiten het steunvlak van de handpalm te maken.
Vervolgens maakt hij een snede door de dwarse band van de pols en maakt op deze manier het dak van de tunnel waarin de beknelde zenuw ligt open. Hierdoor krijgt de zenuw meer ruimte.
Na de ingreep krijgt u een drukverband om stuwing te voorkomen.
De gehele ingreep duurt ongeveer een half uur.

Na de operatie
Na de operatie krijgt u  een mitella mee. Dit als hulpmiddel om de hand hoger dan het hart te houden. In ieder geval wordt er een afspraak gemaakt om na 10-14 dagen de hechtingen te laten verwijderen.
Deze afspraak wordt vóór de ingreep al met u gemaakt.
Binnen enkele dagen wordt meestal bemerkt dat de tintelingen zijn verdwenen, soms zelfs de eerstvolgende nacht na de operatie
Het verstoorde gevoel als doofheid kan afhankelijke van de ernst, nog
enige tijd aanwezig blijven. De beknelling is door de operatie opgeheven, waardoor de zenuw de gelegenheid heeft om zich herstellen. Dit zenuwherstel kan uiteindelijk maanden duren.
Als alles voorspoedig verloopt wordt er in principe geen controle afspraak meer gepland bij de arts.

De nabehandeling
De nabehandeling vraagt om gepaste rust.
De dwarse polsband welke door de chirurg is gekliefd, is mede de aanhechtingsplaats van de duim- en pinkmuis spieren. Deze heeft tijd nodig om te herstellen. De geopereerde patiënt zal doorgaans merken dat de kracht van de betreffende hand enige tijd wat afgenomen zal zijn

 

Te snel belasten geeft verstoring van het genezingsproces en leidt tot een langduriger en trager herstel.
De patiënt die voor zijn werk afhankelijk is van  zware handarbeid heeft een langere rustperiode nodig dan een patiënt met minder belastende werkzaamheden.
Na 6 weken bij licht werk tot 12 weken bij zwaar werk is een normale  belastbaarheid van de geopereerde CTS patiënt te verwachten
Belangrijk is dat u als patiënt inzicht verwerft omtrent de reden van de ontstane klachten, om zo een herhaling van de klachten te voorkomen. (zie conservatieve behandeling)

Belangrijk is nog te melden, dat het druk geven op de palm van uw hand nog lange tijd gevoelig kan zijn.
De wondgenezing kan vertraagd worden indien U rookt of bekend bent met suikerziekte.
Als de zenuw door de beknelling voor de operatie beschadigd is geraakt, kan het wel een jaar duren voor er sprake is van maximaal herstel.

Complicaties
Er bestaat altijd een risico op complicaties tijdens of na een chirurgische ingreep zoals een bloedige wondinfectie of verstoorde heling.
Er zijn geen specifieke risico’s bij deze operatie, maar er bestaat een mogelijkheid tot het optreden van een infectie of van een postoperatieve ontregeling . Soms is er onvoorspelbare groei van littekenweefsel en een pijnlijk litteken door huidzenuwbeschadiging gedurende het genezingsproces.

Voor vragen of opmerkingen kunt u contact opnemen met:
HCB: 0411-642014 / 06-13619273
afdeling plastische chirurgie: 013-5398021

Menu